Door Daniëlle Amelsbeek
Je kent het wel. Je moet weer of meer sporten van jezelf. Dit zijn de fases waar ik doorheen ga als ik moet gaan sporten. Herken jij ze ook?
Dit is het gevoel dat bij mij altijd als eerste opkomt als ik moet gaan sporten. Moet ik mezelf echt naar die sportschool slepen? Ik was er vorige week toch nog?
Gelukkig wordt het gevoel bijna altijd gevolgd door het antwoord: ‘Ja het moet, want…’
En zo zijn er nog honderd redenen te bedenken. Ik moet gewoon van de bank af komen.
Daar ben ik dan in de sportschool. Ik heb er redelijk zin in, maar ik heb wel besloten dat ik het op mijn eigen tempo doe.
Ik wil best gewichten optillen, alleen kies ik zelf uit hoe zwaar de gewichten zijn. En ik ga zeker geen half uur op de hometrainer.
Ik ben lekker bezig. Langzaam voel ik wat zweetdruppels. Mijn hartslag vliegt ook lekker omhoog. Het gaat goed.
De trainer vindt dat het beter moet en moedigt mij aan om iets harder te sporten. Ik kan veel sneller stappen en ook mijn armen mogen best voelen dat ik bezig ben.
We gaan een soort van samen sporten en ik voel nu echt dat het zweet van mijn gezicht komt.
De leukste fase is aangebroken. Het sporten begint leuk te worden: de muziek is leuk, ik voel me echt sterker worden.
Ik heb er vertrouwen in dat volgende week gaan sporten echt een eitje wordt.
Ach, ik heb vorige week zo mijn best gedaan. Misschien kan ik deze week een keertje overslaan.