Mensen die hulp zoeken bij de voedselbank voelen zich vaak onzeker of schamen zich.
Dat zegt Frans Cruijssen van Tilburg University. Hij doet onderzoek naar waarom mensen hulp van de voedselbank niet durven te vragen.
Eigenlijk hoef je je helemaal niet te schamen. Als je eenmaal binnen bent bij de voedselbank, zie je dat er veel mensen zijn zoals jijzelf.
De meeste voedselbanken doen niet meteen een aannamegesprek als mensen zich melden. Je mag eerst met een volle boodschappentas naar huis.
Het invullen van formulieren kan later, als je je wat meer op je gemak voelt.
Veel mensen zijn bang dat ze nét te veel verdienen om hulp te krijgen. Ze denken dat ze worden weggestuurd, ook al is dat vaak niet zo.
Ook zijn er misverstanden over de kwaliteit van het eten. Mensen denken dat ze oud of slecht eten krijgen. Dat klopt niet, maar het idee houdt hen tegen.
Er zijn grote verschillen tussen voedselbanken. Sommige helpen maar 2 procent van de mensen die recht hebben op hulp, terwijl anderen wel 16 procent bereiken.
Dit hangt af van de wijk waarin ze zitten, bijvoorbeeld of er veel ouderen of juist rijke mensen wonen.
Voedselbanken kunnen zelf ook dingen verbeteren. Denk aan de openingstijden, de aanmeldprocedure en hoe ze met mensen praten.
Taal is daarbij heel belangrijk, zegt Cruijssen. Gebruik vriendelijke woorden zoals “welkom” in plaats van “intake” en “winkelen” in plaats van “ophalen”. “Woorden doen ertoe,” zegt Cruijssen. “Ze kunnen iemand klein laten voelen of juist helpen.”
Steffie heeft daarom in verschillende talen een makkelijke uitleg gemaakt over hoe de voedselbanken werken.