In Nederland krijgen kinderen al bijna 70 jaar prikken via het Rijksvaccinatieprogramma.
Dit zijn vaccinaties tegen 13 ziektes die heel erg gevaarlijk kunnen zijn. Veel van die vaccins worden tegelijk gegeven.
Voorbeelden van deze ziektes zijn de bof, mazelen, rodehond, kinkhoest en polio.
Door te vaccineren beschermen we kinderen tegen deze ziektes. Maar niet alleen dat!
Ook andere mensen in de omgeving van het kind worden beschermd.
In een vaccinatie zit een ongevaarlijk stukje van een virus of bacterie. Door dit stukje leert je lichaam het virus of de bacterie herkennen.
Je lichaam maakt alvast beschermende stoffen aan tegen de ziekte.
Kom je later de echte ziekte tegen? Dan herkent je lichaam de ziekte meteen en komen de beschermende stoffen in actie.
Hierdoor word je minder ziek of helemaal niet ziek. Zo beschermt een vaccinatie tegen een ziekte.
Dat is belangrijk, want sommige ziektes kunnen ernstige gevolgen hebben. Denk aan een longontsteking of hersenontsteking.
Soms kunnen kinderen zelfs doodgaan door deze ziektes.
Vaccineren is niet alleen goed voor je eigen kind, maar ook voor andere kinderen en volwassenen.
Als veel mensen gevaccineerd zijn, kan een ziekte zich minder snel verspreiden. Dit noemen we groepsbescherming.
Hierdoor worden ook mensen beschermd die geen prik kunnen krijgen. Bijvoorbeeld omdat ze een allergie hebben of te ziek zijn.
Door vaccinaties komen een aantal ziektes bijna niet meer voor in Nederland.
Maar het blijft belangrijk dat genoeg kinderen een vaccinatie krijgen. Anders komt een ziekte weer terug.