Ken jij het woord ‘gletsjer’? Het heeft iets met ijs te maken maar wat is het nou precies?
Sneeuw valt op de grond. Op de grond stapelt de sneeuw op elkaar. Zo kan het een berg van sneeuw worden.
Hoog in de bergen blijft het koud. Sneeuw kan dan duizenden jaren op elkaar stapelen. Er komen steeds nieuwe lagen sneeuw bij.
De nieuwe lagen sneeuw drukken op de oude lagen sneeuw. Als je sneeuw samendrukt, wordt het ijs. Dat merk je ook als je zelf een sneeuwbal maakt.
Als je de sneeuw op elkaar drukt, wordt het een bal ijs. Gletsjers vind je op plekken waar het veel sneeuwt en waar het koud blijft. Bijvoorbeeld op de Noordpool of in Groenland.
Als het warm wordt, smelt het ijs van de gletsjer. Door het smelten komt er een rivier van ijs.
Deze rivier beweegt heel langzaam. Deze rivier van ijs schuurt over de aarde. Het neemt ook aarde en stenen mee. Zo verandert langzaam de omgeving.
Dit is de Perito Moreno in Argentinië. Het is een unieke gletsjer, aangezien deze nog altijd 'groeit'. Iets wat bij vele andere gletsjers niet het geval is, die worden alleen nog maar kleiner.
In de vrieskou kunnen dingen goed bewaard blijven. Net zoals je in de vriezer je eten lang kunt bewaren. Ook in gletsjers kunnen dingen bewaard blijven.
In 1991 werd de mens Ötzi gevonden in een gletsjer in Oostenrijk. Hij leefde meer dan 5300 jaar geleden.
Het vinden van Ötzi was erg belangrijk. Hij had veel spullen bij zich waardoor we meer kunnen leren over die tijd.