Als het regent en de zon schijnt, zie je soms een regenboog. Hoe kan dat?
Een regenboog kun je zien als het regent en de zon schijnt. De zon schijnt tegen de waterdruppels aan. Het zonlicht weerkaatst op de druppels en daardoor zie je allerlei kleuren. De kleuren zijn er niet echt, maar je ziet ze wel. Dat noemen we een optisch effect.
Een regenboog zie je alleen als de zon achter je schijnt, dus als je de zon in de rug hebt. De zon staat dan lijnrecht tegenover het middelpunt van de regenboog. Je ziet dus nooit een regenboog als je zelf tegen de zon in kijkt.
Niet alleen bij regen zie je soms een regenboog, maar ook bij een fontein of bij een tuinslang. Daar gebeurt hetzelfde als bij regen. Het zonlicht weerkaatst op de waterdruppels en jij ziet de verschillende kleuren van de regenboog.
De kleuren van de regenboog zijn altijd hetzelfde. Van buiten naar binnen zie je deze kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Je ziet die kleuren niet altijd allemaal en ook niet altijd heel scherp. Soms lopen de kleuren ook een beetje in elkaar over.
Heel soms zie je ook wel eens een dubbele regenboog. Dan kaatst het zonlicht van de binnenste regenboog terug naar druppels buiten de regenboog. Dan zie je dus een dubbele regenboog. De buitenste regenboog is altijd zwakker dan de binnenste.
Over de regenboog zijn leuke liedjes geschreven, bijvoorbeeld Vlieg met me mee naar de regenboog van Paul de Leeuw.